Gisteren liep ik in Culemborg over het J.C. Bloempad. Het is een kort straatje van ongeveer vijftig meter lang. Helemaal niet zo lang dus, maar net lang genoeg om "En dan: wat is natuur nog in dit land? Een stukje bos ter grootte van een krant." te denken. Dat zijn twee regels uit het beroemde sonnet De Dapperstraat van J.C. Bloem. Ik vond het wel toepasselijk dat zo'n kort straatje - zelf niet veel groter een krant - naar deze dichter genoemd is. Alsof hij er zelf om gevraagd heeft.
Ik was benieuwd of er meer straten in Nederland naar hem genoemd zijn en of die allemaal zo kort zijn. Ik vond er negen. Eigenlijk helemaal niet veel voor zo'n bekende dichter. Het pad in Culemborg bleek de kortste van allemaal, maar de rest was ook niet echt lang. De J.C. Bloemstraten in Den Haag en Hengelo zijn allebei 130 meter lang, net als de J.C. Bloemhove in Zoetermeer. De J C Bloemstraat in Vleuten en het J. C. Bloemplein in Zutphen hebben allebei een lengte van 140 meter. En de J.C. Bloemlaan in Oegstgeest is maar liefst 180 meter. Maar ja, alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Bij al deze straatnamen heeft men zijn initialen gebruikt - lekker kort. Hij stond weliswaar bekend als J.C. Bloem, maar vrienden noemden hem gewoon Jacques. In Gorinchem en Hoorn heeft men die voornaam in de straatnaam gebruikt en het opvallende is: die straten zijn zelf ook meteen een stuk langer. Het Jacques Bloempad in Gorinchem is zeker 400 meter lang en met alle delen van het Jacques Bloemhof bij elkaar komen we zelfs makkelijk boven de kilometer!
In Alphen aan den Rijn ligt trouwens ook nog de J.W.C. Bloemstraat, genoemd naar de vader van J.C. Bloem die ooit burgemeester was van Oudshoorn (dat sinds 1918 bij Alphen aan den Rijn hoort). Ook deze straat is 140 meter lang. Ter vergelijking: de meer dan tweehonderd straten die naar Willem-Alexander genoemd zijn, hebben een gemiddelde lengte van 350 meter.
Maar goed, dit heb ik bij mijzelven overdacht en daar werd ik dus gelukkig van. Op het J.C. Bloempad.
Reacties
Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’ in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.
Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.