Delft
heeft ongeveer 1200 straatnamen. Sommige daarvan dateren nog uit de Middeleeuwen
en andere bestaan nog niet eens een jaar.
De straatnamen geven samen een goed beeld van de geschiedenis en ontwikkeling
van de stad. Welke mensen drukten hun stempel op de stad, welke industrieën
waren belangrijk, waar werd handel gedreven en welke onderwerpen bepaalden de
tijdgeest?
De oudste straatnamen van Delft dateren - net als die van veel andere steden in Nederland - uit de tweede helft van de Middeleeuwen. In documenten uit de veertiende eeuw komen al straatnamen voor zoals de Molslaan en Molenstraat, en de Oude Delft werd voor het eerst zo genoemd in een akte uit 1268 - toen nog als 'Oude Dilf'. In die tijd ontstonden straatnamen in de volksmond, dus letterlijk op straat. Vaak werden voor de namen herkenningstekens gebruikt, waarmee men elkaar duidelijk kon maken over welke straat men het had. Het was eigenlijk niet veel anders dan hoe wij elkaar nu nog wel de weg wijzen: ‘Bij de kerk linksaf, dan alsmaar rechtdoor over die lange rechte weg, en dan bij het tankstation links.’ Daardoor geven de namen van deze straten een goed beeld van het leven in middeleeuws Delft.
Je kunt de namen uit die tijd globaal indelen in zes verschillende soorten:
Omdat de gemeenten nog wat onzeker waren over hun nieuwe taak, was er nog steeds ruimte voor anderen om straatnamen te bedenken. Voor bouwondernemers bijvoorbeeld. Het gebeurde in die tijd regelmatig dat straten werden genoemd naar de aannemer die de huizen liet bouwen, of anders wel naar hun vrouwen en kinderen. In Delft bouwden bijvoorbeeld de aannemers Beijer en Vos aan het eind van de negentiende eeuw een aantal straten. De eerste noemden ze naar de dochter van Beijer (Elisabeth) en de zoon van Vos (Theodorus); die straat heet tegenwoordig de Eliza Dorusstraat. Een jaar later bouwden ze de huizen aan wat nu de Anna Beijerstraat heet; Anna was een andere dochter van Beijer. Veel steden waar aan het eind van de negentiende eeuw flink gebouwd werd, hebben zo hun eigen 'aannemersstraten'.
Delft heeft nooit een Transvaalbuurt gekregen, maar verder deed de stad - met enige vertraging - netjes aan alle straatnamentrends mee. Aan het begin van de twintigste eeuw kwam er een schildersbuurt met bijvoorbeeld een Vermeerstraat en Rembrandstraat (in 1911), een zeeheldenbuurt met een Van Speykstraat (1914), een Oranjebuurt met een Prins Mauritsstraat (1914), een Indische buurt met een Javastraat (1919) en een Surinamestraat (1933), een staatsliedenbuurt met een Colijnlaan (1940) en eind jaren veertig kreeg Delft ook een bomenbuurt met een Meidoornlaan en een Esdoornlaan (1949). Allemaal niet erg origineel als je kijkt naar de naamgeving in de rest van het land, maar dat was ook helemaal niet belangrijk. Toen Delft er in de jaren zestig van de vorige eeuw met de aanleg van Voorhof en Buitenhof flink wat nieuwe straten bij kreeg, koos de gemeente voor de straatnamen ook nog gewoon voor elders al veelgebruikte thema's zoals schrijvers, componisten, verzetshelden en mythologische figuren.
Er komen in Nederland jaarlijks honderden straatnamen bij en het lijkt erop alsof gemeentes steeds meer hun best doen om met originele straatnamen te komen. Zo heeft men de laatste jaren verspreid over het land straten genoemd naar sprookjes, tijdperken en figuren uit de verhalen van Annie M.G. Schmidt en Tolkien, en kun je dus tegenwoordig Vliegende Koffer 14, Middeleeuwen 8, Schaap Veronica 22 of Frodo 9 als adres hebben. De Delftse straatnaamcommissie kiest er echter juist vaker voor om te putten uit de rijke Delftse geschiedenis. Bij de aanleg van de wijk Harnaschpolder - nog niet eens zo lang geleden in gebruik als tuinbouwgebied - werden de straten genoemd naar soorten tuinderskassen en naar tuindersfamilies die meerdere generaties in het gebied actief waren. Voor de Schoemakerplantage koos de projectontwikkelaar ervoor om de woningen te bouwen in de stijl van de Delftse School; de gemeente sloot daarop aan door de straatnamen te noemen naar architecten en stedenbouwers die belangrijk zijn geweest voor Delft zoals De Booij, Van Embden en Kersbergen. En voor de nieuwe straten op het terrein aan de Buitenwatersloot waar Combiwerk zat, werd in 2016 aangehaakt bij het feit dat op die plek al sinds het vroege begin van de zeventiende eeuw kruitmolens actief waren voor de productie van buskruit: de vier nieuwe straten zijn genoemd naar de vier belangrijkste buskruitmakers die er in de periode tussen 1605 en 1742 hun bedrijf hadden. Ik denk niet dat deze mannen ooit bedacht hebben dat er eeuwen later nog wel eens een straat naar ze genoemd zou worden, en ik vind dat eigenlijk wel een charmante gedachte.
De oudste straatnamen van Delft dateren - net als die van veel andere steden in Nederland - uit de tweede helft van de Middeleeuwen. In documenten uit de veertiende eeuw komen al straatnamen voor zoals de Molslaan en Molenstraat, en de Oude Delft werd voor het eerst zo genoemd in een akte uit 1268 - toen nog als 'Oude Dilf'. In die tijd ontstonden straatnamen in de volksmond, dus letterlijk op straat. Vaak werden voor de namen herkenningstekens gebruikt, waarmee men elkaar duidelijk kon maken over welke straat men het had. Het was eigenlijk niet veel anders dan hoe wij elkaar nu nog wel de weg wijzen: ‘Bij de kerk linksaf, dan alsmaar rechtdoor over die lange rechte weg, en dan bij het tankstation links.’ Daardoor geven de namen van deze straten een goed beeld van het leven in middeleeuws Delft.
Je kunt de namen uit die tijd globaal indelen in zes verschillende soorten:
- De straatnaam verwees naar een belangrijk gebouw in de straat dat als herkenningsteken diende. De straat naar of langs de kerk noemde men heel logisch de Kerkstraat; dan wist iedereen meteen wat je bedoelde. De weg bij de molen werd zo de Molenstraat en de Schoolsteeg was de steeg waar de Latijnse school zat.
- De naam was afgeleid van een ander opvallend kenmerk van de straat. Een brede steeg werd Breesteeg of Breedsteeg genoemd, een straat met een knik erin werd de Kromstraat en een lange dijk noemde men de Langendijk.
- De naam benoemde de functie van de straat. In de Vissteeg kon je vis kopen, je ging naar de Turfmarkt als je turf wilde kopen. Wijnhaven, Korenmarkt, Smitssteeg - allemaal afgeleid van de functie die de straat voor de mensen had.
- De naam van de straat werd afgeleid van de naam van een gebouw, zoals een groot huis, brouwerij of een herberg. Vaak ging het om een naam die voor iedereen zichtbaar was op de gevel of om een figuur op een uithangbord of gevelsteen. Zo komen de Drie Akersstraat, de Bonte Ossteeg, Trompetstraat en Pluympot waarschijnlijk aan hun naam.
- Tegenwoordig moet je iets bijzonders gepresteerd hebben voordat er een straat naar je genoemd wordt, maar in de Middeleeuwen was het voldoende als je gewoon op de hoek van de straat woonde. De straat werd dan genoemd naar de persoon die er woonde of die eigenaar was van de grond, zoals Jacob Gherrytsz, Dirck Lange en Jan Mol Dicksz waar we de Jacob Gerritstraat, Dirklangenstraat en Molslaan aan te danken hebben.
- De naam kon ten slotte ook nog verwijzen naar de ligging of de relatie met de omgeving. Op die manier kwam men tot straten zoals de Westerstraat, de Oostsingel, de Hoornsekade en de Rotterdamseweg.
Dit klinkt misschien gestructureerd, maar eigenlijk was het toen
een zooitje. Het kwam regelmatig voor dat straatnamen in één plaats meer dan eens
voorkwamen; een stad kon bijvoorbeeld gemakkelijk drie straatjes hebben die als
Vissteeg werden aangeduid. Daarnaast kwam
het ook voor dat een straat meerdere namen tegelijk had. Het was dan maar net
aan wie je het vroeg welke straatnaam er genoemd werd. Sowieso veranderden de
namen ook in de loop van de tijd. Voor de Visstraat
komen we in oude bronnen bijvoorbeeld ook de namen Dankaertssteghe, Jacop Hugezn
steeg, Meester Hugenstege, Quartelairstege en Stommesteech tegen.
Meer
structuur
Geleidelijk aan begon men te wennen aan het idee dat je straatnamen ook kunt bedenken in plaats van dat ze alleen maar vanzelf ontstaan. In 1795 en 1796 werd de eerste landelijke volkstelling gehouden en om dat makkelijker te maken ging men straatnamen gebruiken en de huizen nummeren. De bevolkingsregistratie werd steeds beter en in 1832 werd het Kadaster ingevoerd. Met die ontwikkelingen ontstond er ook steeds meer behoefte aan duidelijkheid en consistentie in de naamgeving. Na de Grondwetsherziening van 1848 werd in 1851 de Gemeentewet ingevoerd. Daarin was ook de rol van de door het volk gekozen gemeenteraad vastgelegd. Een van de bevoegdheden van de gemeenteraad werd het vaststellen van de straatnamen binnen de gemeente. Dat voelde in het begin voor veel gemeentes nog wat onwennig, dus meestal gebeurde er niet meer dan dat de bestaande namen officieel werden vastgelegd. Dat betekende bijvoorbeeld dat de stadsbestuurders voor straten waarvoor meerdere namen in gebruik waren een knoop moest doorhakken en dat zij voor straatnamen die vaker voorkwamen alternatieven moest bedenken.
Geleidelijk aan begon men te wennen aan het idee dat je straatnamen ook kunt bedenken in plaats van dat ze alleen maar vanzelf ontstaan. In 1795 en 1796 werd de eerste landelijke volkstelling gehouden en om dat makkelijker te maken ging men straatnamen gebruiken en de huizen nummeren. De bevolkingsregistratie werd steeds beter en in 1832 werd het Kadaster ingevoerd. Met die ontwikkelingen ontstond er ook steeds meer behoefte aan duidelijkheid en consistentie in de naamgeving. Na de Grondwetsherziening van 1848 werd in 1851 de Gemeentewet ingevoerd. Daarin was ook de rol van de door het volk gekozen gemeenteraad vastgelegd. Een van de bevoegdheden van de gemeenteraad werd het vaststellen van de straatnamen binnen de gemeente. Dat voelde in het begin voor veel gemeentes nog wat onwennig, dus meestal gebeurde er niet meer dan dat de bestaande namen officieel werden vastgelegd. Dat betekende bijvoorbeeld dat de stadsbestuurders voor straten waarvoor meerdere namen in gebruik waren een knoop moest doorhakken en dat zij voor straatnamen die vaker voorkwamen alternatieven moest bedenken.
Omdat de gemeenten nog wat onzeker waren over hun nieuwe taak, was er nog steeds ruimte voor anderen om straatnamen te bedenken. Voor bouwondernemers bijvoorbeeld. Het gebeurde in die tijd regelmatig dat straten werden genoemd naar de aannemer die de huizen liet bouwen, of anders wel naar hun vrouwen en kinderen. In Delft bouwden bijvoorbeeld de aannemers Beijer en Vos aan het eind van de negentiende eeuw een aantal straten. De eerste noemden ze naar de dochter van Beijer (Elisabeth) en de zoon van Vos (Theodorus); die straat heet tegenwoordig de Eliza Dorusstraat. Een jaar later bouwden ze de huizen aan wat nu de Anna Beijerstraat heet; Anna was een andere dochter van Beijer. Veel steden waar aan het eind van de negentiende eeuw flink gebouwd werd, hebben zo hun eigen 'aannemersstraten'.
Thematische naamgeving
Het was lange tijd ongebruikelijk om straten naar personen te
noemen om ze daarmee te eren of in herinnering te houden. In de loop van de
negentiende eeuw begon dat te veranderen. Daarvoor koos men eerst
vooral nationale helden, zoals staatslieden, zeehelden, schrijvers, schilders
en componisten, en ook lokale bestuurders zoals burgemeesters. In relatief korte tijd werd het vernoemen naar personen ineens
bijzonder populair. Vanaf 1860 begonnen zich ook andere thema's aan te dienen
voor de straatnaamgeving. Vanuit een gevoel van trots op het koloniale rijk
ontstonden er Indische buurten waar de straten naar eilanden 'in de Oost'
werden genoemd. Iets daarna kwamen ook de Nederlandse koloniën 'in de West'
voor vernoeming in beeld. Vanaf 1880 werden de bomenbuurten populair; de Kastanjelaan, de Eikenlaan en de Beukenlaan
behoren nog steeds tot de meest voorkomende straatnamen in Nederland. Na 1890
komen er ineens her en der in het land Oranjebuurten, en vanaf 1900 ontstaan er
zo in allerlei plaatsen Transvaalbuurten.
Delft heeft nooit een Transvaalbuurt gekregen, maar verder deed de stad - met enige vertraging - netjes aan alle straatnamentrends mee. Aan het begin van de twintigste eeuw kwam er een schildersbuurt met bijvoorbeeld een Vermeerstraat en Rembrandstraat (in 1911), een zeeheldenbuurt met een Van Speykstraat (1914), een Oranjebuurt met een Prins Mauritsstraat (1914), een Indische buurt met een Javastraat (1919) en een Surinamestraat (1933), een staatsliedenbuurt met een Colijnlaan (1940) en eind jaren veertig kreeg Delft ook een bomenbuurt met een Meidoornlaan en een Esdoornlaan (1949). Allemaal niet erg origineel als je kijkt naar de naamgeving in de rest van het land, maar dat was ook helemaal niet belangrijk. Toen Delft er in de jaren zestig van de vorige eeuw met de aanleg van Voorhof en Buitenhof flink wat nieuwe straten bij kreeg, koos de gemeente voor de straatnamen ook nog gewoon voor elders al veelgebruikte thema's zoals schrijvers, componisten, verzetshelden en mythologische figuren.
Creativiteit en historie
Denk nou niet dat men in Delft niet creatief kan zijn bij het
bedenken van nieuwe thema's voor straatnaamgeving. Bij de aanleg van Tanthof-West
in de jaren tachtig koos de straatnaamcommissie voor een breed thema dat op dat
moment het nieuws bepaalde: de derde wereld. De straten werden genoemd naar
landen, hoofdsteden en rivieren uit de derde wereld, en ook naar de
bijbehorende staatslieden en vrijheidsstrijders. Mede hierdoor was Delft in
1984 de eerste stad in Nederland waar een straat naar Nelson Mandela werd genoemd. Bij de aanleg van de wijk Ecodus begin jaren
negentig nam men een minstens net zo origineel en actueel thema als
uitgangspunt: de ecologie, met straatnamen zoals De Kringloop en de Landschapstraat.
En kort daarna volgde men bij de aanleg van de Hoornse Hof de suggesties die
het architectenbureau gaf voor de straatnamen en kwam zo tot bijzondere
straatnamen zoals Hof van Spiegeling en Hof van Zilverlicht
.
Zoals je bij een historische stad als Delft mag verwachten, werd
er ook vaak gekozen voor straatnaamthema's die aansluiten bij de geschiedenis
van de stad of de locatie. In het Agnetapark zijn de straten genoemd naar
personen uit de geschiedenis van de Gist- en Spiritusfabriek en bij de
Technische Universiteit zijn belangrijke professoren en wetenschappers
vernoemd.
Er komen in Nederland jaarlijks honderden straatnamen bij en het lijkt erop alsof gemeentes steeds meer hun best doen om met originele straatnamen te komen. Zo heeft men de laatste jaren verspreid over het land straten genoemd naar sprookjes, tijdperken en figuren uit de verhalen van Annie M.G. Schmidt en Tolkien, en kun je dus tegenwoordig Vliegende Koffer 14, Middeleeuwen 8, Schaap Veronica 22 of Frodo 9 als adres hebben. De Delftse straatnaamcommissie kiest er echter juist vaker voor om te putten uit de rijke Delftse geschiedenis. Bij de aanleg van de wijk Harnaschpolder - nog niet eens zo lang geleden in gebruik als tuinbouwgebied - werden de straten genoemd naar soorten tuinderskassen en naar tuindersfamilies die meerdere generaties in het gebied actief waren. Voor de Schoemakerplantage koos de projectontwikkelaar ervoor om de woningen te bouwen in de stijl van de Delftse School; de gemeente sloot daarop aan door de straatnamen te noemen naar architecten en stedenbouwers die belangrijk zijn geweest voor Delft zoals De Booij, Van Embden en Kersbergen. En voor de nieuwe straten op het terrein aan de Buitenwatersloot waar Combiwerk zat, werd in 2016 aangehaakt bij het feit dat op die plek al sinds het vroege begin van de zeventiende eeuw kruitmolens actief waren voor de productie van buskruit: de vier nieuwe straten zijn genoemd naar de vier belangrijkste buskruitmakers die er in de periode tussen 1605 en 1742 hun bedrijf hadden. Ik denk niet dat deze mannen ooit bedacht hebben dat er eeuwen later nog wel eens een straat naar ze genoemd zou worden, en ik vind dat eigenlijk wel een charmante gedachte.
Een spiegel van de tijd
De ontwikkeling van de Delftse straatnamen door de eeuwen heen
sluit aan bij die in de rest van het land, maar toch zien we er ook veel van de
lokale geschiedenis in terug. Van de Oude Delft tot de Nieuwe Gracht, van glastuinbouw
tot de Delftse School, van buskruitmolenaars tot professoren, van drie akers
tot de derde wereld, en van de handel in Brabantse turf tot de productie van
gist... als je goed oplet tijdens je tochten door de stad komt de hele
geschiedenis in de straatnaamborden voorbij.
Dit artikel is eerder verschenen in het cultuur-historische magazine ‘Delf’ (nummer 4 van 2018)
Dit artikel is eerder verschenen in het cultuur-historische magazine ‘Delf’ (nummer 4 van 2018)
Reacties