Op Prinsjesdag rijden koning Willem-Alexander en koningin MĂ¡xima in de Glazen Koets van Paleis Noordeinde naar de Ridderzaal. Hopelijk kijken ze onderweg goed uit het raam naar de straatnaambordjes, want de route leidt ze langs een paar bijzondere straatnamen die allemaal wat vertellen over de geschiedenis van Den Haag.
Nadat de koets het paleis verlaten heeft, rijdt deze eerst een stukje over het Noordeinde. Die straat werd eeuwen geleden al zo genoemd omdat hij aan de noordkant de stad uitliep. Het was toen overigens niet meer dan een modderpad. De bebouwing hield hier op en het was dus echt het noordeind van de stad. In 1533 werd hier een huis gebouwd dat in de loop der eeuwen is verbouwd, verwaarloosd, gerestaureerd en uitgebreid, en uiteindelijk geworden is tot het Paleis Noordeinde zoals wij dat nu kennen. Sinds 1984 is het in gebruik als werkpaleis, eerst voor koningin Beatrix en nu voor Willem-Alexander.
De koets slaat linksaf de Heulstraat in. Langs de oostkant van het Noordeinde liep ooit een beek (van Kijkduin naar de Hofvijver) en op deze plek kon je die beek via een brug oversteken om het zijstraatje in te gaan. Heul is een oud woord voor brug, en de naam van het straatje is daaraan ontleend. Je ziet die 'heul' ook terug in namen zoals Kwintsheul (brug over de 'quint' (waarvan de herkomst dan weer onzeker is)) en Zwetheul (brug over de Zweth). Heel in de verte heeft 'heul' wel iets te maken met het werkwoord 'heulen', in de betekenis 'samenspannen'.
In het verlengde van de Heulstraat ligt de Kneuterdijk. In een document uit 1539 komt deze naam al voor als 'Knoterdijck' of 'Knoeterdijck'. Volgens Constantijn Huygens had die naam te maken met 'kneuteren' of 'knoteren', waarmee men bij de vinkenvangst het gebruik van lokvogels aanduidt. Huygens noemde de straat zelf Agger Acanthinus, wat wel vertaald wordt als Distelvinkenplein. En distelvink is dan weer een ander woord voor het puttertje, wat we kennen van het beroemde schilderij van Fabritius dat even verderop in het Mauritshuis hangt. Maar daar komen we zo.
We rijden het Lange Voorhout op. Die naam kan niet los worden gezien van het Korte Voorhout. Het hele Voorhout is een uitloper van het Haagse Bos. In de veertiende eeuw stond hier al een hofstede die 'Voerhoute' werd genoemd; vanuit het centrum van de stad bezien lag die inderdaad vĂ³Ă³r het bos. Tijdens de Franse tijd in Nederland (van 1811 tot 1813) droeg het Lange Voorhout kort de Franse naam Cour Napoleon (Napoleonsplein).
De koets volgt de bocht naar rechts en komt op het Tournooiveld uit. Een toernooiveld dus, maar dan in de ouderwetsche spelling. Den Haag had eeuwen terug twee schuttersgilden - St. Joris en St. Sebastiaan - en die hadden ongeveer op deze plek hun terreinen. Zo'n schietbaan werd ook wel de doelen genoemd, en later ging men die naam ook voor het gildegebouw gebruiken. Iets verderop herinnert ook de naam van de Doelenstraat aan deze doelen - die straatnaam kwam in 1608 al voor.
We komen bij de Korte Vijverberg. Net zoals Lange Voorhout bij Korte Voorhout hoort, hoort de Korte Vijverberg bij de Lange Vijverberg. Beide liggen langs de Hofvijver, respectievelijk langs de korte en de lange zijde. De Lange Vijverberg was er het eerst. Om die straat aan te kunnen leggen, moest een deel van de vijver worden gedempt. Het uitgediepte zand werd op de rand langs de vijver gelegd en zo ontstond een 'berg'. De naam Vijverberg werd in de veertiende eeuw al gebruikt.
En dan gaat de koets langs het Mauritshuis en door de Grenadierspoort (ook wel Mauritspoort) het Binnenhof op. De Graven van Holland lieten aan het eind van de dertiende eeuw op deze plek een grafelijk kasteel bouwen, en daaromheen ontstond vervolgens Den Haag. De hof binnen de muren van het kasteel werd het Binnenhof, en het deel van de hofgrond buiten de muren noemde men Nederhof, Voorhof en uiteindelijk Buitenhof.
Zo, weer wat geleerd over onze Hofstad. Tijd om uit te stappen!
Nadat de koets het paleis verlaten heeft, rijdt deze eerst een stukje over het Noordeinde. Die straat werd eeuwen geleden al zo genoemd omdat hij aan de noordkant de stad uitliep. Het was toen overigens niet meer dan een modderpad. De bebouwing hield hier op en het was dus echt het noordeind van de stad. In 1533 werd hier een huis gebouwd dat in de loop der eeuwen is verbouwd, verwaarloosd, gerestaureerd en uitgebreid, en uiteindelijk geworden is tot het Paleis Noordeinde zoals wij dat nu kennen. Sinds 1984 is het in gebruik als werkpaleis, eerst voor koningin Beatrix en nu voor Willem-Alexander.
De koets slaat linksaf de Heulstraat in. Langs de oostkant van het Noordeinde liep ooit een beek (van Kijkduin naar de Hofvijver) en op deze plek kon je die beek via een brug oversteken om het zijstraatje in te gaan. Heul is een oud woord voor brug, en de naam van het straatje is daaraan ontleend. Je ziet die 'heul' ook terug in namen zoals Kwintsheul (brug over de 'quint' (waarvan de herkomst dan weer onzeker is)) en Zwetheul (brug over de Zweth). Heel in de verte heeft 'heul' wel iets te maken met het werkwoord 'heulen', in de betekenis 'samenspannen'.
In het verlengde van de Heulstraat ligt de Kneuterdijk. In een document uit 1539 komt deze naam al voor als 'Knoterdijck' of 'Knoeterdijck'. Volgens Constantijn Huygens had die naam te maken met 'kneuteren' of 'knoteren', waarmee men bij de vinkenvangst het gebruik van lokvogels aanduidt. Huygens noemde de straat zelf Agger Acanthinus, wat wel vertaald wordt als Distelvinkenplein. En distelvink is dan weer een ander woord voor het puttertje, wat we kennen van het beroemde schilderij van Fabritius dat even verderop in het Mauritshuis hangt. Maar daar komen we zo.
We rijden het Lange Voorhout op. Die naam kan niet los worden gezien van het Korte Voorhout. Het hele Voorhout is een uitloper van het Haagse Bos. In de veertiende eeuw stond hier al een hofstede die 'Voerhoute' werd genoemd; vanuit het centrum van de stad bezien lag die inderdaad vĂ³Ă³r het bos. Tijdens de Franse tijd in Nederland (van 1811 tot 1813) droeg het Lange Voorhout kort de Franse naam Cour Napoleon (Napoleonsplein).
De koets volgt de bocht naar rechts en komt op het Tournooiveld uit. Een toernooiveld dus, maar dan in de ouderwetsche spelling. Den Haag had eeuwen terug twee schuttersgilden - St. Joris en St. Sebastiaan - en die hadden ongeveer op deze plek hun terreinen. Zo'n schietbaan werd ook wel de doelen genoemd, en later ging men die naam ook voor het gildegebouw gebruiken. Iets verderop herinnert ook de naam van de Doelenstraat aan deze doelen - die straatnaam kwam in 1608 al voor.
We komen bij de Korte Vijverberg. Net zoals Lange Voorhout bij Korte Voorhout hoort, hoort de Korte Vijverberg bij de Lange Vijverberg. Beide liggen langs de Hofvijver, respectievelijk langs de korte en de lange zijde. De Lange Vijverberg was er het eerst. Om die straat aan te kunnen leggen, moest een deel van de vijver worden gedempt. Het uitgediepte zand werd op de rand langs de vijver gelegd en zo ontstond een 'berg'. De naam Vijverberg werd in de veertiende eeuw al gebruikt.
En dan gaat de koets langs het Mauritshuis en door de Grenadierspoort (ook wel Mauritspoort) het Binnenhof op. De Graven van Holland lieten aan het eind van de dertiende eeuw op deze plek een grafelijk kasteel bouwen, en daaromheen ontstond vervolgens Den Haag. De hof binnen de muren van het kasteel werd het Binnenhof, en het deel van de hofgrond buiten de muren noemde men Nederhof, Voorhof en uiteindelijk Buitenhof.
Zo, weer wat geleerd over onze Hofstad. Tijd om uit te stappen!
Reacties
http://www.overhetwestland.nl/2013/07/09/veel-getwitter-over-de-naam-kwintsheul/
Misschien dat 'Quint' inderdaad niet de letterlijke naam van het watertje was. Ik las in de Etymologiebank dat het gaat over een water dat rond 1280-1287 vermeld wordt als quintes wateringhe, in 1336 als Quincweteringe. Dat leest toch als een watering die 'quint' heet. Maar ik begrijp uit de verhalen dat er ook onduidelijkheid is over de precieze herkomst van dat woord.