Sinds een paar dagen zijn de Olympische Zomerspelen weer bezig. Vaak hanteert men de regel dat er pas een straatnaam naar een persoon genoemd mag worden als die al minstens tien jaar dood is, maar voor olympische helden wordt regelmatig een uitzondering gemaakt. De sporters strijden deze weken in Londen dus om de hoogste eer: een eigen straatnaam.
In een aantal plaatsen in Nederland zijn straten naar beroemde sporters genoemd. Ik heb eens uitgezocht welke Nederlandse deelnemers aan de Olympische Spelen een eigen straatnaam hebben gekregen. Fanny Blankers-Koen, Bep van Klaveren en Anton Geesink kende ik wel, maar ik moet eerlijk bekennen dat ik nog nooit gehoord had over de prestaties van Rie Beisenherz, Lien Gisolf of Marie Baron... een schande natuurlijk. Maar door hun straatnamen leven ze voort, en kan ik het nu alsnog rechtzetten.
Voor de meeste sporters die ik hier heb genoemd, kwam de eer van de eigen straatnaam pas na hun dood. Slechts een enkeling was het gegund om het eigen straatnaambord te kunnen onthullen, en alleen Anton Geesink heeft ook echt in zijn eigen straat gewoond. (Ik heb hier trouwens alleen geschreven over deelnemers aan de Zomerspelen. De Winterspelen komen over een jaar of twee misschien wel aan bod; Ard Schenk, Kees Verkerk, Sjoukje Dijkstra en Jochem Uytdehaage moeten dus nog even op hun beurt wachten.)
Waarom zij allemaal wel, en waarom Pieter van den Hoogenband, Leontien van Moorsel en Nico Rienks niet? Zij moeten hopen dat er in hun geboorteplaats iemand het initiatief neemt om een straat naar ze te noemen. Als dat niet gebeurt, is het een kwestie van tijd. Misschien dat hun sportieve topprestaties ons bijblijven, zodat we aan ze denken als er over een paar jaar ergens een nieuwe wijk komt met straten die naar olympische helden genoemd zijn.
Bas Verwijlen, Dorian van Rijsselberge, Marit Bouwmeester, Adelinde Cornelissen en Ranomi Kromowidjojo hebben deze twee weken de kans om aan hun onsterfelijkheid te werken. In Oss, Den Burg, Warten, Beilen en Sauwerd kunnen ze in ieder geval alvast op zoek naar een geschikte straat.
In een aantal plaatsen in Nederland zijn straten naar beroemde sporters genoemd. Ik heb eens uitgezocht welke Nederlandse deelnemers aan de Olympische Spelen een eigen straatnaam hebben gekregen. Fanny Blankers-Koen, Bep van Klaveren en Anton Geesink kende ik wel, maar ik moet eerlijk bekennen dat ik nog nooit gehoord had over de prestaties van Rie Beisenherz, Lien Gisolf of Marie Baron... een schande natuurlijk. Maar door hun straatnamen leven ze voort, en kan ik het nu alsnog rechtzetten.
- De roeiers Roelof Klein en François Brandt deden in 1900 mee aan de Olympische Spelen in Parijs. Samen wonnen ze goud op het onderdeel 'twee met stuurman' en ze waren onderdeel van de ploeg die brons won bij de 'acht met stuurman'. Klein en Brandt zijn daarmee de eerste twee Nederlandse olympisch kampioenen. Dat hebben ze zelf overigens nooit geweten, want ze hebben hun hele leven in de veronderstelling geleefd dat ze in Parijs wereldkampioen waren geworden. Roelof Klein is voor zijn prestaties geëerd met een straatnaam in Amsterdam: het Roelof Kleinpad. Ik heb geen straat kunnen vinden die naar François Brandt is genoemd. Klein en Brandt hebben wel samen een straatnaam: Klein Brandt Sportpark in Almere.
- Zwemster Rie Beisenherz deed mee aan de Spelen van 1920 in Antwerpen. Ze won geen prijs, maar is wel de eerste vrouw die ooit namens Nederland meedeed aan de Olympische Spelen. In die tijd zwom men trouwens nog in een bad van 100 meter lang en werd er gestart vanuit het water. Beisenherz kreeg een eigen straatnaam in Heerhugowaard.
- Adriaan Paulen was een veelzijdig sportman. Hij deed aan cricket, motorsport en autosport, en deed als atleet mee aan de Olympische Spelen van 1920, 1924 en 1928. Hij is de eerste Nederlander die in een olympische atletiekfinale stond; hij werd in 1920 zevende op de 800 meter. Na zijn actieve sportcarrière zat hij in het bestuur van de KNAU, het NOC en de IAAF. Er zijn straten naar hem genoemd in Arnhem en Haarlem.
- Charles Pahud de Mortanges was legerofficier. Hij deed als ruiter mee aan de Olympische Spelen van 1924, 1928, 1932 en 1936 en won daarbij vier gouden en een zilveren medailles. Dat maakt hem een van de succesvolste Nederlandse olympiërs. Na zijn sportcarrière was hij ook nog voorzitter van het NOC en lid van het IOC. Naar hem zijn de Pahud de Mortangesdreef in Utrecht en de Pahud de Mortangeslaan in Doorn genoemd.
- Tennister Kea Bouman was de eerste Nederlandse vrouwelijke winnaar van een olympische medaille. Samen met Henk Timmer won zij brons in het gemengd dubbel bij de Olympische Spelen in Parijs in 1924. Ze is de enige Nederlandse vrouw die ooit een Grand Slam-toernooi won, namelijk Roland Garros in 1927. Ze was een echte sportvrouw, want ze was ook nog hockeyinternational en Nederlands kampioene golf. Kea Bouman heeft straten in Amstelveen, Arnhem en Heerhugowaard.
- Zwemster Marie Baron deed mee aan de Olympische Spelen van 1924 in Parijs die van 1928 in Amsterdam. In Parijs won ze geen prijzen, maar in Amsterdam behaalde ze zilver op de 200 meter schoolslag. Ze werd in Amsterdam ook nog vierde bij het torenspringen. Baron kreeg een eigen straatnaam in Rotterdam.
- Bokser Bep van Klaveren ('the Dutch Windmill') werd tijdens de Olympische Spelen in Amsterdam in 1928 kampioen in de vedergewicht-klasse. Natuurlijk is er in Rotterdam - zijn geboortestad - een straat naar hem genoemd, maar hij heeft ook straten in Amsterdam, Haarlem en Hoofddorp.
- Marie 'Zus' Braun won goud op de 100 meter rugslag bij de Olympische Zomerspelen van 1928 in Amsterdam. Twee dagen daarvoor had de Nederlandse damesturnploeg ook al oud gewonnen, maar Braun is de eerste Nederlandse vrouw die individueel olympisch kampioen werd. Tijdens het zelfde toernooi won ze ook nog zilver op de 400 meter vrije slag. Naar Braun zijn straten genoemd in Amsterdam, Arnhem en Rotterdam (dicht bij die van Marie Baron).
- Ik schreef net al wat over de damesturnploeg die in 1928 goud won. Stella Agsteribbe en Lea Nordheim maakten als gymnastes deel uit van die ploeg, samen met Burgerhof, De Levie, Polak, Simons, Stelma, Van den Berg, Van den Bos, Van der Vegt, Van Randwijk en Van Rumt. Van deze twaalf dames hebben alleen Agsteribbe en Nordheim een eigen straatnaam gekregen in Heerhugowaard, maar het is me niet duidelijk waarom die eer juist aan deze twee is gegund.
- Lien Gisolf was de eerste Nederlandse vrouw die op Olympische Spelen een atletiekmedaille won. Bij de Olympische Spelen in Amsterdam behaalde zij een zilveren medaille bij het hoogspringen met een sprong van 1 meter 56. Er zijn straten naar haar genoemd in Amstelveen, Haarlem en Heerhugowaard.
- Bernard Leene en Daan van Dijk wonnen bij de Olympische Spelen in Amsterdam goud op de tandem. In 1936 haalden Bernard Leene en Hendrik Ooms op de tandem een zilveren medaille bij de Olympische Spelen in Berlijn. In Amsterdam liggen het Bernard Leenpad, het Daan van Dijkpad en het Hendrik Oomspad dicht bij elkaar.
- Zwemster Willy den Ouden won twee keer zilver tijdens de Olympische Zomerspelen 1932 in Los Angeles: op de 100 meter en op de 4x100 meter vrije slag. Bij de Olympische Zomerspelen van 1936 in Berlijn, werd zij olympisch kampioen op de 4x100 meter samen met Rie Mastenbroek, Tini Wagner en Jopie Selbach. Ze heeft straatnamen in Arnhem en Rotterdam; in Rotterdam ligt haar straat dicht bij die van Marie Baron en Marie Braun.
- Zwemster Rie Mastenbroek won bij de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn drie gouden medailles, op de 100 meter vrije slag, de 400 meter vrije slag en de 4x100 meter vrije slag (samen met Willy den Ouden, Tini Wagner en Jopie Selbach), en ook nog een zilveren, op de 100 meter rugslag. Er zijn straten naar haar genoemd in Almere, Amsterdam en Haarlem.
- Fanny Blankers-Koen is zonder twijfel de succesvolste atlete die Nederland gehad heeft. Ze won tijdens de Olympische Spelen van 1948 vier gouden medailles, op de 100 meter, de 200 meter, de 80 meter horden en de 4x100 meter estafette. De IAAF koos haar in 1999 tot 'internationaal atlete van de 20e eeuw'. Er zijn straten naar haar genoemd in Amstelveen, Arnhem, Haarlem, Hoofddorp, Utrecht en Zutphen.
- Piet Kraak deed als voetbalkeeper mee aan de Olympische Zomerspelen van 1948 en die van 1952. Hij speelde daar in totaal drie wedstrijden, maar won geen prijs. In 1959 speelde hij op 38-jarige leeftijd zijn laatste interland, waarmee hij lange tijd de oudste keeper van het Nederlands elftal was. Dat record werd pas in 2010 verbroken door Sander Boschker. Ik weet niet of het door zijn olympische carrière komt, maar er is in Haarlem een straat naar hem genoemd.
- Zo zijn er ook her en der straten naar Abe Lenstra genoemd. Hij was een van de grootste voetballers van Nederland. Hij deed samen met Piet Kraak mee aan de Olympische Spelen van 1948. Daar kwamen ze niet verder dan de eerste ronde, dus dat zal niet de reden zijn dat er in Arnhem, Amsterdam, Den Haag, Heerenveen, Oldenzaal en Rosmalen straten naar hem genoemd zijn.
- Anton Geesink won als judoka de gouden medaille tijdens de Olympische Spelen van 1964 in Tokio; een grote verrassing omdat hij de in finale een Japanner versloeg. Hij was later meer dan 20 jaar lid van het IOC. Heel bijzonder: hij woonde jarenlang in de Anton Geesinkstraat in Utrecht. Er zijn ook straten naar hem genoemd in Hoofddorp en Oldenzaal.
- Zwemster Ada Kok won bij de Spelen van 1968 in Mexico goud op de 200 meter vlinderslag. Vier jaar daarvoor had ze op de Spelen van Tokio al twee keer zilver gewonnen (op de 100 meter vlinderslag en op de 4x100 meter wisselslag). Er is een straat naar haar genoemd in Oldenzaal.
- We slaan 28 jaar over en komen bij de Olympische Spelen van 1992 in Barcelona. Ellen van Langen won daar verrassend goud op de 800 meter, en behaalde daarmee voor het eerst sinds 1948 een gouden medaille voor Nederland op een loopnummer. Later werd er een straat naar haar genoemd in haar geboorteplaats Oldenzaal; het is overigens een zijstraat van de Ada Kokstraat.
- Voorlopig de laatste in de rij is Anky van Grunsven. Ze nam als dressuurruiter deel aan de Olympische Spelen van Seoul in 1988, Barcelona in 1992, Atlanta in 1996, Sydney in 2000, Athene in 2004 en Peking in 2008. Ze won in totaal acht medailles: vijf keer zilver en drie keer goud. Ze is de eerste Nederlandse sporter die op vier verschillende Spelen een medaille heeft gewonnen. Onder protest van de plaatselijke straatnaamcommissie (die vond dat je geen straatnamen mag noemen naar nog levende personen) werd er in 2009 een straat naar Van Grunsven genoemd in haar geboorteplaats Erp.
Voor de meeste sporters die ik hier heb genoemd, kwam de eer van de eigen straatnaam pas na hun dood. Slechts een enkeling was het gegund om het eigen straatnaambord te kunnen onthullen, en alleen Anton Geesink heeft ook echt in zijn eigen straat gewoond. (Ik heb hier trouwens alleen geschreven over deelnemers aan de Zomerspelen. De Winterspelen komen over een jaar of twee misschien wel aan bod; Ard Schenk, Kees Verkerk, Sjoukje Dijkstra en Jochem Uytdehaage moeten dus nog even op hun beurt wachten.)
Waarom zij allemaal wel, en waarom Pieter van den Hoogenband, Leontien van Moorsel en Nico Rienks niet? Zij moeten hopen dat er in hun geboorteplaats iemand het initiatief neemt om een straat naar ze te noemen. Als dat niet gebeurt, is het een kwestie van tijd. Misschien dat hun sportieve topprestaties ons bijblijven, zodat we aan ze denken als er over een paar jaar ergens een nieuwe wijk komt met straten die naar olympische helden genoemd zijn.
Bas Verwijlen, Dorian van Rijsselberge, Marit Bouwmeester, Adelinde Cornelissen en Ranomi Kromowidjojo hebben deze twee weken de kans om aan hun onsterfelijkheid te werken. In Oss, Den Burg, Warten, Beilen en Sauwerd kunnen ze in ieder geval alvast op zoek naar een geschikte straat.
Reacties