In het magazine 'Delf' uit het voorjaar van 2012 staat een leuk artikel over 'winkelen in de tijd van Vermeer'. In het verhaal wordt beschreven hoe Griet, de dienstmeid van Johannes Vermeer, ergens halverwege de zeventiende eeuw door Delft loopt om haar dagelijkse boodschappen te doen. Het is opvallend dat veel plekken die ze bezoekt nu nog steeds voor de straatnaamgeving gebruikt worden.
Tegenwoordig worden nieuwe straatnamen zorgvuldig gekozen door straatnaamcommissies. Maar vroeger deed men daar veel minder moeilijk over; toen ontstonden de namen gewoon op straat. Als mensen het over locaties in de stad hadden, bedachten ze ter plekke wel een toepasselijke aanduiding. Straten hadden soms meerdere namen tegelijk, maar de goede namen werden vanzelf meer algemeen gebruikt. Straten werden zo genoemd naar een belangrijke bewoner die iedereen kende, naar belangrijke gebouwen in de straat (Kerkstraat, Molenstraat), naar een opvallend object op een gevelsteen of uithangbord (bijvoorbeeld van een herberg of brouwerij), of naar werk dat op of aan de straat werd uitgevoerd (Lakenstraat, Wijnhaven, Brouwersstraat).
Een paar eeuwen geleden deed je je dagelijkse boodschappen bij kramen op straat, bij winkeltjes of bij langs de deuren trekkende handelaren. Op vaste plekken in de stad zaten de handelaren met verschillende producten bijeen. De markten hadden een belangrijke functie in de stad en waren een plek waar mensen dagelijks samenkwamen. Geen wonder dat ze in de volksmond werden gebruikt om locaties in de stad mee aan te duiden. Zo ook in het Delft van Vermeer.
Alle namen van straten en bruggen in deze opsomming zijn later als officiële namen vastgesteld door de gemeente Delft. Tegenwoordig ontstaan nieuwe straatnamen maar zelf in de volksmond. Er zijn wel een paar plaatsen waar ze officieel een Winkelstraat of Winkelcentrum hebben vastgesteld, maar een naam als Meubelboulevard kom je nergens tegen. Zouden ze in Rotterdam over vierhonderd jaar nog steeds over de Koopgoot praten?
In Delft is het trouwens maar vijftig meter lopen van de Boterbrug naar de Kaakbrug. Als je in die tijd dus boter bij de vis wilde, dan was dat zo gepiept.
Bron: Winkelen in de tijd van Vermeer, in Delf
Foto: Girl with the Pearl Earring
Tegenwoordig worden nieuwe straatnamen zorgvuldig gekozen door straatnaamcommissies. Maar vroeger deed men daar veel minder moeilijk over; toen ontstonden de namen gewoon op straat. Als mensen het over locaties in de stad hadden, bedachten ze ter plekke wel een toepasselijke aanduiding. Straten hadden soms meerdere namen tegelijk, maar de goede namen werden vanzelf meer algemeen gebruikt. Straten werden zo genoemd naar een belangrijke bewoner die iedereen kende, naar belangrijke gebouwen in de straat (Kerkstraat, Molenstraat), naar een opvallend object op een gevelsteen of uithangbord (bijvoorbeeld van een herberg of brouwerij), of naar werk dat op of aan de straat werd uitgevoerd (Lakenstraat, Wijnhaven, Brouwersstraat).
Een paar eeuwen geleden deed je je dagelijkse boodschappen bij kramen op straat, bij winkeltjes of bij langs de deuren trekkende handelaren. Op vaste plekken in de stad zaten de handelaren met verschillende producten bijeen. De markten hadden een belangrijke functie in de stad en waren een plek waar mensen dagelijks samenkwamen. Geen wonder dat ze in de volksmond werden gebruikt om locaties in de stad mee aan te duiden. Zo ook in het Delft van Vermeer.
- Op de Markt in Delft wordt al sinds de middeleeuwen iedere week een warenmarkt gehouden. Op een kaart uit het begin van de veertiende eeuw wordt die plek al als 'Marctveld' aangeduid. Pas sinds de zeventiende eeuw heeft men het structureel over de Markt, dus zonder '-veld' erachter, en zo heet het nu nog steeds. Op de weekmarkt kon je terecht voor allerhande levensmiddelen en huishoudelijke artikelen. Zoals het bij een goede markt hoort, stonden er natuurlijk ook kwakzalvers, kiezentrekkers en dierendresseurs. Een grappig feitje: in die tijd werd weekmarkt in Delft al net als nu op donderdag gehouden.
- Vlees kon je kopen in de grote vleeshal, waar vleeshandelaren een kraam konden huren. Maar je kon ook gewoon een levend dier kopen op de Beestenmarkt of de jaarlijkse Paardenmarkt en dat zelf slachten. Voor kippen en ander pluimee moest je bij de Poelbrug zijn. 'Poel' is een oude benaming voor een kip, dat net als het Franse 'poule' is afgeleid van het Latijnse 'pullus'. Je ziet het bijvoorbeeld ook terug in het woord 'poelier'.
- Vis koop je tegenwoordig bij de visbanken aan de Hippolytusbuurt, direct naast de vleeshal. Op exact die plek werd in de zeventiende eeuw ook al zeevis verhandeld. Er waren toen een aantal vaste plekken in de stad waar vis werd verhandeld, waaronder de Kaakbrug. Die naam heeft - helaas voor dit verhaal - niets te maken met het kaken van haringen. De brug heet zo omdat er een schandpaal (of 'kaak') stond waar criminelen 'aan de kaak' werden gesteld. Er is in het centrum van Delft ook een Visstraat, maar die heeft ook niks met de vishandel te maken; op die plek zat rond 1650 brouwerij De Visch.
- Graan was nodig voor het dagelijks brood. Veel mensen bakten in die tijd zelf hun brood, en anderen maakten van graan wel hun eigen deeg en lieten dat door de bakker afbakken. Op drie plekken in de stad werd graan verkocht: achter de Oude Kerk, bij de Haverbrug en op de Koornmarkt. De graanschippers hadden aan de Koornmarkt een ligplaats bij de Sint-Jacobsbrug; Sint Jacob was de oogstheilige en beschermheilige van de schippers.
- Op de Boterbrug konden de inwoners van Delft hun boter kopen, en trouwens ook kaas en eieren. De botergroothandel zat in het Boterhuis, dat nog steeds onder die naam bekend is maar al lang die functie niet meer heeft. Melk werd verkocht bij de Teemsbrug; de melk werd gezeefd met een 'teems', een haren zeef.
- Groente en fruit kocht je op de markt bij de Warmoesbrug. 'Warmoes' is een oud woord voor groente. Oorspronkelijk was het 'warme moes' en werd er warme groentebrij mee aangeduid, maar in de loop der tijd ging het gewoon 'groente' betekenen. Op de Warmoesbrug waren de vlakken voor de groentehandelaren duidelijk afgebakend.
- Goede kleding was in die tijd nogal duur. Vandaar dat er een levendige handel was in tweedehands kleding. Er was in Delft lange tijd een markt voor tweedehands kleding die bekend stond als de Luizenmarkt. Op een of andere manier heeft die naam de tand des tijds niet overleefd...
Alle namen van straten en bruggen in deze opsomming zijn later als officiële namen vastgesteld door de gemeente Delft. Tegenwoordig ontstaan nieuwe straatnamen maar zelf in de volksmond. Er zijn wel een paar plaatsen waar ze officieel een Winkelstraat of Winkelcentrum hebben vastgesteld, maar een naam als Meubelboulevard kom je nergens tegen. Zouden ze in Rotterdam over vierhonderd jaar nog steeds over de Koopgoot praten?
In Delft is het trouwens maar vijftig meter lopen van de Boterbrug naar de Kaakbrug. Als je in die tijd dus boter bij de vis wilde, dan was dat zo gepiept.
Bron: Winkelen in de tijd van Vermeer, in Delf
Foto: Girl with the Pearl Earring
Reacties
Neem alleen Den Haag: Juffrouw Idastraat, Vos in tuinstraat. Kanonstraat. Of mijn eigen straat in Gouda: Karnemelksloot.
Een boek waard!
Huub de Bel
Gouda
Heel veel wegen op het platteland in Groningen hadden dat niet.
We kregen post met:
Westerwijtwerd 74 (Het dorpje in de buurt), Roodeschool 74 of Roodschoolsterweg 74 (Een plek in de buurt waar vroeger een klooster van rode baksteen had gestaan), Ter Laan 74 (de naam van een buurtschap) en Weg naar de halte 74 (Er was een station aan deze weg waar de stoomtrein Groningen- Delfzijl alleen stopte op verzoek)
De postbode wist ons altijd feilloos te vinden.
Op een gegeven ogenblik ging ons gezin in de jaren 50 de naam Halteweg gebruiken.
Na verloop van tijd werd dat de officiële naam.
In de Basisregistraties adressen en gebouwen (BAG) staat bij de Halteweg (openbare ruimte ID 0024300000144530) in de woonplaats Middelstum als documentdatum: 18-04-1969.
Het stationnetje lag op loopafstand van ons huis.
Volgens mij werd het gesloten toen er dieseltreinen kwamen.